Tips voor communiceren met ouders

Goede communicatie zorgt voor goed geïnformeerde ouders. Kinderen van wie de ouders goed geïnformeerd zijn, hebben meer kans om zich goed te voelen in je werking. Als organisator of begeleider speel jij daarin een grote rol. Maak een goede indruk en betrek ouders.

Zie ouders als een partner

  • Stap zelf naar ouders, ook stillere ouders hebben vragen. Spreek ouders aan.
  • Maak tijd voor de ouders, zowel voor een activiteit, na een activiteit als doorheen het jaar.
  • Zorg dat je aanspreekbaar bent voor vragen.
  • Zorg dat ouders weten bij wie ze terechtkunnen.

Spreek duidelijk

  • Verzorg je taal en vermijd streektaal of typische jongerentaal.
  • Spreek niet te snel.
  • Articuleer goed.
  • Gebruik gebaren en wijs aan om je uitleg te ondersteunen.
  • Check regelmatig met gerichte vragen of de ouder je begrepen heeft.
  • Herhaal je boodschap indien nodig.

Schrijf duidelijk op papier en online

  • Denk goed na over wanneer je welke info geeft. Gezinnen krijgen veel brieven van de school, verenigingen ...
  • Ga er niet van uit dat ouders je tradities kennen, communiceer ze regelmatig.
  • Schrijf zoals je vertelt, vermijd formeel taalgebruik (bijvoorbeeld 'Gelieve ...').
  • Spreek de lezer aan met ‘je’.
  • Gebruik korte volledige zinnen.
  • Schrijf actief en schrap overbodige werkwoorden (bijvoorbeeld zullen, willen, kunnen, worden).
  • Gebruik transparante woorden (woorden die herkenbaar zijn in andere talen). Bijvoorbeeld annuleren in plaats van afzeggen.
  • Schrijf data voluit en splits telefoonnummers op.

Maak het visueel en uitnodigend

  • Kies voor een logische en duidelijke structuur (wie, wat, wanneer, waar).
  • Schrijf korte alinea’s en zorg dat er regelmatig wat witruimte is.
  • Kies een duidelijke titel en schrijf de essentie in je tekst in het vet.
  • Gebruik een leesbaar lettertype en een goede lettergrootte.
  • Ondersteun je tekst visueel met pictogrammen, tekeningen of foto’s.

Maak taalafspraken

  • Straal uit dat iedereen welkom is en heb respect voor alle thuistalen.
  • Spreek zo veel mogelijk Nederlands. Schakel zelf niet te snel over naar een andere taal. Leg iets uit in andere woorden.
  • Zegt een ouder iets in een andere taal of hoor je een fout? Corrigeer niet. Geef de vertaling in het Nederlands in je antwoord.
  • Creëer een oefenkans Nederlands. Moedig anderstalige ouders die Nederlands willen spreken aan.
  • Heb geduld en geef de ouder tijd om naar zijn/haar woorden te zoeken.